Mijn geboortetrauma – en waarom ik het eerst niet herkende
- pebouma
- 24 jun
- 4 minuten om te lezen
Tijdens mijn zwangerschap voelde ik me op en top vrouw. Krachtig. Stralend. Waar ik vroeger wat onzeker was over mijn kleine borsten, liep ik nu vol trots rond met een echte cup. Ik voelde me mooi, sexy en energiek. Zelfs autorijden ging me ineens makkelijk af, terwijl ik eerder moeite had om wakker te blijven op lange stukken. Ik was aanwezig, stevig geworteld in mezelf. En ik wist wat ik wilde: thuis bevallen, borstvoeding geven — in mijn eigen tempo, op mijn eigen manier.
De eerste barsten
Een paar weken voor mijn uitgerekende datum kreeg ik last van niersteenachtige kolieken. Intens pijnlijk, maar ik wist: hier valt weinig aan te doen. Ik werkte in het ziekenhuis, dus ik kende de protocollen. En ik wist ook: ik wilde daar niet heen. Hooguit zouden ze me een injectie tegen de pijn aanbieden, maar dat wilde ik absoluut niet. Ik wilde wel graag iets tegen de pijn, vooral voor het geval ik tijdens de weeën zo'n aanval zou krijgen. Ik kreeg Buscopan voorgeschreven, maar dat hielp nauwelijks.
Toch moest ik voor controle naar het ziekenhuis. Daar bleek mijn bloeddruk te hoog. Toen kon ik het niet plaatsen, maar achteraf is het zo logisch: ik wilde er niet zijn, voelde spanning en mijn lichaam reageerde. Ik kreeg te horen dat ik een week later, net na mijn uitgerekende datum, opnieuw moest komen.
Die week verliep rustig. Geen signalen van een naderende bevalling. Tot die ene ochtend.
Alles leek nog kalm
Mijn man wilde nog even naar zijn werk en vroeg of dat kon. Ik voelde me goed, dus hij ging. Even later onder de douche voelde ik lichte menstruatieachtige krampen. Ik werd blij: misschien was dit het begin! Omdat ik absoluut niet in het ziekenhuis wilde bevallen, belde ik de verloskundige. Ze stelde voor eerst te overleggen met de gynaecoloog. Die kende ik persoonlijk en hij gaf groen licht: thuis bevallen mocht, zolang mijn bloeddruk goed was.
De verloskundige zou later die ochtend langskomen. Ik vertelde mijn man dat hij zich geen zorgen hoefde te maken over de ziekenhuisafspraak. Er leek nog niets aan de hand.
En toen… 8 cm ontsluiting
Toen de verloskundige voor de deur stond, was ik nog een telefoontje aan het afhandelen met een klant van mijn man. Dat alleen al zegt genoeg: ik had nog geen weeën. Ze mat mijn bloeddruk — alles goed. Toen vroeg ze of ze ook inwendig onderzoek mocht doen. Ik was nieuwsgierig. Twee dagen eerder was ik gestript, zonder noemenswaardige reactie. Ik hoopte op 1 cm ontsluiting.
Maar toen kwam de mededeling: “Je hebt 8 centimeter.”
Ik stond aan de grond genageld. Geen weeën. Geen duidelijke signalen. En toch 8 cm. Mijn hoofd kon het niet rijmen. Kortsluiting.
Alles moest ineens snel: kraamzorg bellen, mijn man terugroepen, vliezen breken zodra iedereen er was. Ik liep als een kip zonder kop door het huis. Maakte zelfs een kruik, omdat ik dat beeld uit films kende. Ik wist niet wat ik moest doen, terwijl ik nota bene honderden bevallingen had meegemaakt in mijn werk. Maar nu was het mijn lijf — en dat gaf me niets. Geen houvast.

Een uur later: een kind
Toen de vliezen werden gebroken, kreeg ik een weeënstorm. Binnen een uur had ik volledige ontsluiting. Ik ging liggen op mijn eigen bed. Persen was pijnlijk en traag. De verloskundige overwoog me in te sturen, maar dat wilde ik koste wat kost vermijden. Dus ik perste alles eruit wat ik in me had. Achteraf bleek ze in kruinligging te liggen, met de grootste diameter door het bekken — dat verklaarde de pijn.
De geboorte van de placenta herinner ik me niet. Wel het grote bloedverlies. Het scheelde weinig of ik had alsnog naar het ziekenhuis gemoeten, maar gelukkig kwam het net op tijd tot rust.
Ik was blij. Moe. Overdonderd. Ze ging meteen goed aan de borst — daar was ik zó dankbaar voor. En ik voelde direct dat ze van mij was. Maar het voelde ook onwerkelijk. Alsof ik er niet helemaal bij was geweest.
Het gevoel dat er iets niet klopte
Ik had het perfecte plaatje: thuis bevallen, een meisje, borstvoeding geven. Alles wat ik had gewild was gelukt. Dus waarom voelde ik me niet goed?
Ik schoof dat gevoel aan de kant. Alles was toch goed gegaan? Maar diep vanbinnen voelde het alsof ik zomaar ineens een kind had gekregen. Alsof ik niet zwanger was geweest. Terwijl ik juist zó bewust zwanger was. Ik had haptonomie gedaan, genoten van mijn veranderende lichaam, contact gemaakt met het kindje in mijn buik.
En nu? Nu voelde ze wel als van mij, en ik voelde liefde en verantwoordelijkheid — maar ook iets onbenoembaars dat ontbrak.
Wat er écht misging? Mijn lichaam had me niets laten voelen. Geen signalen, geen weeën. Alleen een getal: 8 cm. En vanaf dat moment vertrouwde ik mijn lijf niet meer. Ik schakelde over op mijn hoofd. Voelen deed ik niet meer.
Jaren later: de burn-out
Ik voelde vermoeidheid niet meer. Overbelasting niet meer. Alleen mijn hoofd was aan het stuur. En toen, jaren later, kwam de onvermijdelijke klap: een burn-out. Mijn lichaam had geprobeerd te waarschuwen, maar ik hoorde het niet meer.
Toen ik Brun Kuipers voor het eerst hoorde spreken over geboortetrauma, riep ik meteen: “Dat heb ik niet! Ik ben thuis bevallen, ik heb lang borstvoeding gegeven — dat is toch geen trauma?” Maar geboortetrauma gaat niet alleen over de nare dingen die gebeuren. Het gaat óók over de mooie dingen die je gemist hebt. Dat ik niet kon afgaan op de signalen die mijn lichaam hoorde te geven. De keuzes die je niet zelf hebt kunnen maken.
In mijn geval: dat ik geen weeën voelde. Dat ik de verloskundige niet zelf had gebeld omdat ik dacht dat de bevalling begon. Dat ik niet de tijd kreeg om te landen in het besef: ik ben aan het bevallen.
Een burn-out koppel je niet meteen aan een bevalling. Maar als ik nu terugkijk, is de link zo klaar als een klontje.
Tot slot
Bevallen is een ingrijpende gebeurtenis. Ook als het “goed” gaat, kun je er met gemengde gevoelens op terugkijken. En dat mag. Het is belangrijk dat we ruimte maken voor dat verhaal — ook als het niet dramatisch klinkt. Juist dan. Want verwerken begint bij erkennen.
Voel jij dat er iets niet klopte rondom jouw bevalling, maar kun je er geen vinger op leggen? Weet dan: je bent niet alleen. En je mag daar woorden aan geven. Je mag er over praten.
Ik luister graag.




Opmerkingen